Zuhal Demir heeft een boek uit over haar jeugd als Limburgse mijnwerkersdochter. In die jonge jaren leerde ze wat het is om tegen de stroom op te moeten roeien. Maar toch kreeg ook de immer sterk ogende minister een flinke inzinking.
“Ik heb daar in elk geval uit geleerd: maak tijd voor je verdriet”, geeft ze een goede raad in Dag Allemaal.
Dat ze van jongsaf ook thuis al een buitenbeententje was spreekt boekdelen. “Mijn blauwe ogen vielen op, net als mijn sterke wil. Van de vijf kinderen was ik de enige die ’n eigen slaapkamer bemachtigde”, kijkt ze trots terug.
Dat ze door de altijd beschimmelde muren in hun vochtige mijnwerkerswoning, gaten in haar longen kreeg, speelde natuurlijk ook een rol. Tot ze op haar 12de geopereerd werd, lag ze iedere winter met een zware longontsteking in het ziekenhuis.
Ze keek elke dag uit naar het bezoek van haar moeder, maar huilde keer op keer tranen met tuiten als die weer naar huis ging. “Ik heb er verlatingsangst aan overgehouden”, bekent ze in Dag Allemaal.