Als je ouders beiden acteren is de kans groot dat je zelf ook in het wereldje belandt. Dat is voor Sven De Ridder ook zeker het geval. “Het was dan ook mijn grote droom om later in de filmwereld te gaan.”
Zijn ouders waren vooral actief in het theater en daar bracht Sven dan ook veel tijd door. “Ik ging mee naar repetities, naar voorstellingen. Na school ging ik dan met mijn boekentasje wachten in de zaal tot de repetitie gedaan was.”, vertelt hij in ‘De Morgen’. Ook al zat hij dan in de weekends veel alleen, hij wist altijd wel wat te doen. “Ik verveelde mij ook nooit, want ik had een grote liefde en dat was film. Ik verzamelde alle filmmagazines die ik te pakken kreeg. De videotheek, dat was voor mij het walhalla.”, gaat hij verder. Zijn fantasie werd dus al van jonge leeftijd geprikkeld en tijdens de vakanties begon hij zijn eerste acteerstappen te zetten. “In de vakantie huurden mijn ouders dan een videocamera en zo begon ik zelf filmpjes te maken. Ik speelde bijvoorbeeld een scène met Marlon Brando uit The Godfather. Brando sprak, daarna monteerde ik mijn antwoord, enzovoort.”
Ten huize De Ridder was theater altijd het gespreksonderwerp maar hij zag zijn toekomst elders. “Film was voor mij het toppunt van escapisme. Theater vond ik niets speciaals.” En uiteindelijk zou Sven De Ridder niet lang hoeven te wachten op zijn doorbraak. “Op mijn achttiende had ik dan het grote geluk een rol te krijgen in Ad fundum, de eerste film van Erik Van Looy. Toen was ik helemaal verkocht.”, klinkt het nog.